De Zilveren Bodebus van Oud-Mathenesse

Deze zilveren, deels vergulde bodebus van de polder Oud-Mathenesse, werd vervaardigd in 1784 door Adriaan Jansz Bemme te Rotterdam.

Aan de achterzijde van de bodebus staat het jaartal MDCCLXXXIV (voor 1784) gegraveerd. Aan de voorzijde, achter glas, geschilderd op perkament het wapen van Mathenesse, opgehouden door een aanziende en omziende leeuw. De keuren, het stadskeur van Rotterdam, meesterteken BEM voor Adriaan Jansz. Bemme en jaarletter R voor 1784 bevinden zich onder de gravenkroon.
De totale lengte van de bodebus is 38,5 cm.

Tot 2010 was het bestaan van een bodebus van de polder Oud-Mathenesse onbekend. Wel zijn bekend de 18e eeuwse zilveren bodebus van de polder Nieuw-Mathenesse, en de verzilverde bodebus van Oud- en Nieuw Mathenesse uit 1817, beide bodebussen bevinden zich momenteel in de collectie van het Stedelijk Museum Schiedam.

Aanvankelijk werd de deels verguld zilveren bodebus van Oud-Mathenesse als niet gekeurd beschouwd en was de enige aanwijzing voor datering het Romeinse cijfer MDCCLXXXIV voor 1784, aan de achterzijde, totdat bij nader onderzoek de bovengenoemde keuren werden ontdekt.

 


Verguld zilveren bodebus van
Nieuw-Mathenesse


Verzilverde bodebus van
Oud- en Nieuw- Mathemesse 1817

De ‘bodebus’ is een onderscheidingsteken dat gedragen werd en soms nog wordt, door de bode in dienst van o.a. gemeentebesturen, hoogheemraadschappen, waterschappen en polders, maar ook door een bode in dienst van de Kamers der Staten Generaal en Provinciale Staten. De geschiedenis van de bodebus gaat zelfs terug tot in de vroege middeleeuwen.

 

In documenten uit 1276 wordt de ‘Ambachts-heerlijkheid’ Mathenesse reeds genoemd, met de naam Dirk Bokel als ambachtsheer, zijn kleinzoon noemt zich Dirk van Mathenesse.

 

In 1688 koopt Schiedam de ‘Ambachts-heerlijkheid’ Oud-Mathenesse, de ‘Hoge heerlijkheid’ Nieuw-Mathenesse en het Huis te Riviere, met alle bijbehorende goederen en rechten, uit de nalatenschap van Florentina van Mathenesse en Johan van Hardenbroek.

 

Van het Huis te Riviere is tegenwoordig nog een klein gedeelte te zien als ruïne in het centrum van Schiedam.


Uit: Oude ware beschrijvinge van Schielandt

 

Oud-Mathenesse behoorde met zijn hoge jurisdictie aan de stad Schiedam, terwijl Nieuw-Mathenesse zijn eigen hoge jurisdictie had.

In 1795 worden Oud-Mathenesse en Nieuw-Mathenesse één gemeente, maar deze wordt in 1867 weer op geheven. Oud- en Nieuw-Mathenesse worden in 1868 bij Schiedam gevoegd.


De Mathenesse-polder 1611
(klik op de afbeelding voor een vergroting)

 

Van 1760 tot 1795, is Mr. Dominicus Doom Jacobsz ambachtsheer van Mathenesse en Riviere, tevens is hij Hoofdofficier van Schiedam

In het besogneboek van 1784 van de burgemeesters van Schiedam, lezen we een verhandeling over de opvolging van de reizende bode, Adriaan Bijland door Jan Loopuyt.

 

Ook vinden we in dit besogneboek een schrijven over de aanstelling en bevestiging van Jan Loopuyt als ‘Reizende bode’, ‘Kamerbewaarder’ en ‘Bidder ter Begrafenissen’ op 
27 september 1784.

Tevens lezen we in dit besogneboek uitgebreide instructies voor de reizende bode.

Het ligt voor de hand dat bij de aanstelling van Jan Loopuyt als reizende bode er een nieuwe bodebus voor Oud-Mathenesse is bestelt door de Ambachtsheer Mr. Dominicus Doom Jacobsz

 

Schiedam heeft in 1784 drie gerechtsbodes:

- Jacobus Soek

- Johannes van Emmichoven

- Adriaan Bijland als reizende bode

 

Jacobus Soek wordt als bode opgevolgd door Andries van Bruggen op 25 juli 1786

Johannes van Emmichoven wordt als bode opgevolgd door Jan Somhoff op 10 mrt.1794

De gerechtsbodes, waren tevens marktmeesters en bidders ter begrafenissen


 

Op zaterdag 30 juli 1791, wordt Jan Loopuyt bevestigd als ordinaris makelaar en legt zijn functie als reizende bode neer. Hij wordt als reizende bode opgevolgd door Leendert Borstiken.


Jan Loopuyt
(Foto collectie G.A.S.)


Jan Loopuyt wordt geboren op 1 okt. 1761 te Schiedam als zoon van Pieter Loopuyt en Alida Mak en kleinzoon van Jan Loopuijt en Abigael Brouwer
Op 18 jarige leeftijd wordt Jan beëdigd als schutter


Zaterdag 25 maart 1780

 

Jan Loopuyt trouwt op 4 juli 1790 met Johanna Elisabeth Brooshoofd.

Jan Loopuyt is regent van het Oude Manhuis en burgemeester van Schiedam van 1823-1828 en van 1831-1843, ook is hij lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland.

Tevens is hij mede eigenaar van het schip "De twee gebroeders", president van de scheeps-rederij en voorzitter van de Burgersociëteit (tot opheffing in 1798).
Jan Loopuyt
overlijdt op 84 jarige leeftijd op 8 juni 1846.

 

 

 

In 1793 beschrijft L. van Ollefen Oud- en Nieuw-Mathenesse in deel II van "De Nederlansche stad en dorpbeschijver". Hier noemt hij de naam Cornelis Janse van Schie als bode van Oud-Mathenesse en Andries van Brugge als bode van Nieuw-Mathenesse.

Cornelis Jansz van Schie is geboren te Oud-Mathenesse en gedoopt op 20 mrt 1707 in Overschie, daar er in Oud-Mathenesse geen kerk was. Hij is bouwman van beroep en sterft op 16 februari 1795 te Mathenesse.

Cornelis Jansz van Schie trouwt op 20 jarige leeftijd op 27 oktober 1737 met Maertje Jacobsdr de Ridder.

Zijn vader Jan Claasz van Schie was bouwman, regent en schepen van Oud-Mathenesse Ambachtsbewaarder en Molenmeester van de Spaanse Polder,  hij woonde in de Heerlijkheid van Oud-Mathenesse.

 

Ondanks dat de naam Cornelis Janse van Schie voorkomt in Oud-Mathenesse blijkt uit niets anders dan het schrijven van L van Ollefen dat hij bode zou zijn in Oud- Mathenesse in 1793, ook niet uit de besogneboeken.

Cornelis Janse van Schie de oude overlijdt op 16 februari 1795, hij is dan 88 jaar.

 

Ook is het mogelijk dan L van Ollefen een kleinzoon bedoelt van de hier genoemde Cornelis Janse van Schie. Hij krijgt namelijk in 1739 een zoon die Jan Cornelisz van Schie genoemd wordt. Over deze zoon is tot op heden nagenoeg niets bekend, maar een eventuele zoon met de naam Cornelis, zou ook weer Cornelis Janse van Schie de jonge genoemd worden.

Dat Cornelis Janse van Schie de oude in 1793 op 86 jarige leeftijd nog bode geweest zou zijn, lijkt onwaarschijnlijk.

 

Adriaan Jansz. Bemme

 

De zilversmid Adriaan Jansz. Bemme (ook bekend als Adrianus van Bemme) wordt geboren te Delft op 10 Januari 1753 en aldaar in 1763 als leerling goudsmid aangemeld bij het gilde van Sint-Eloy en is leerling zilversmid bij Jan Reghter die naast goud- en zilversmid ook een belangrijk instrumentmaker is. 


Adriaan Jansz. Bemme vertrekt in 1772 naar Rotterdam waar hij trouwt op 11 december 1774 met Sara Allart .
Uit dit huwelijk worden 9 kinderen geboren, waarvan uiteindelijk twee zoons Joannes en Antonie en één dochter Geertruij Cornelia in leven blijven.

Adriaan staat sinds 1774 ingeschreven in het register als zilversmid.

 

Sara Allart sterft op 23 juli 1784 en Adriaan Jansz Bemme hertrouwt in 1790 met Anna Maria Boon waarvan hij op 19 jan. 1793 weer scheidt.

 

Adriaan Jansz Bemme staat bekend als een bekwaam goud- en zilverdrijver. Ook is hij een niet onervaren tekenaar en graveur van medaillestempels.

In 1822 krijgt hij zelfs acht dukaten als aanmoediging voor zijn ingezonden proeven van medailleerkunst, van de Nederlands Huishoudelijke Maatschappij te Haarlem.

Tussen 1796 en 1807 staat hij als deken aan het hoofd van het gilde.
Vaak is het huis van de deken de plaats waar de gildenactiviteiten plaats vinden zoals het vergaderen, keuren maar ook de feesten. Ook is dit de plaats waar de gildekist, met de belangrijke zaken betreffende het gilde, wordt bewaard.

Toch doen over Adriaan Jansz. Bemme verhalen de ronde, dat hij het in het medailleren verder gebracht zou hebben, indien hij een goede leermeester, goed staal en goed gereedschap had gehad. Het komt regelmatig voor dat zijn stempels scheuren of springen. Zelf heeft Adriaan Jansz Bemme regelmatig een nieuw meesterteken, die vermoedelijk door hem zelf gesneden werden

 

Het Historisch Museum Rotterdam bezit een zilveren hoofdmanschild van het wagenaarsgilde uit 1788 dat door Adriaan Jansz Bemme is vervaardigd, ook zijn verscheidene gouden voorwerpen van zijn hand bekend zoals boeksloten en rammelaars.


Hoofdmansschild van het Wagenaarsgilde 1787
(Collectie Historisch Museum Rotterdam)

 

Adriaan Jansz Bemme sterft op 1 febr. 1831 op 78 jarige leeftijd.

 

 

 

Besoigne boek van Heeren Burgemeesteren en Regeerders der Stad Schiedam begonnen met de maand Maart 1784

 

27 september 1784

J.Lopuit benoemt tot Bode en Bidder in plaats van A. Bijland

Uit kragt de Resolutie bij de Leden van de Vroedschap op den 20: dezer genomen, is goed gevonden en Verstaan, om in plaatse van Adriaan Bijland, tot Ordinaris Stads Rijzende Boode, Kamerbewaarder en Bidder ter Begravenisse te benoemen en aan te stellen, soo als daar toe benoemd en aangestelt word bij deesen Jan Lopuyt.

Gerefereert Echter den tijd dat deselve in vooral qualitijd dadelijk sal worden geinstaleert, als meede de Deeleberaten over de Recognitie, welke denselve Gedurende het leeven van den voor Adriaan Bijland, Jaarlijks sal moeten uitkeren.

 

4 october 1784

J.Lopuijt als Bode be-eedigt

Jan Lopuijt op den 27e September Jongstleeden aangestelt tot Ordinaris Stads Rijzende Bode, kamerbewaarder en Bidder ter begravenisse, heeft op de hier voren OmschrevenInstructie als Rijzende Bode den behoorlijken Eed, en in voor’t Qualiteijten afgelegt den eed van Zuijvering, ingevolge haar..edr….Inog Resolutie van dato 23 Januarij 1748 met .Eutsondering hoetans. Dat denselve gedurende het leven van adriaan Bijland, aan denselve jaarlijks sal moeten uitkeren eene Somma van f 550,-.- in te gaan met den 15 dezen, en voorts in eens aandenslfe voldoen Eene Somma van f 500,-.- tegens Overnemeing van Rouw-mantel, door den voor Bijland in Eijgendom wordende geposideert.

5 oktober 1784

 

Instructie voor den Stads Rijzende Boode

Is na Voorgaande Delebratie goedgevonden en Verstaan voor den Nieuw aangestelde Rijzende Bode, en derzelfs Successeurs in Officis de navolgende Instructie te Arresteeren soo als deselve gearresteerd word bij deese

 

 

Instructie voor den Stads Rijzende Boode

Art 1

Deselve sal verpligt zijn de Gedeputeerden van weegen deeze Stad, na s’Hage te Dagvaard of elders Gecommitteert, altoos te Vergezellen

2

In s’Hage met de Gedeputeerden te Dagvaart gekomen zijnde sal hij bij aanstonds na zijn Amnement bij de Castelijn of Castelijnse informeeren, of, en welke boodschappen, Brieven en papieren, er voor de Heeren aan het Logement sijn gekomen, deselve overnemen en daar van terstond aan de Heeren, diesulks sal coniemeeren verslag doen.

3

In het Generaal sal hij Verpligt zijn na te komen en te Observeeren de Regelementen of Orders, toeseken de Gedeputeerden der steeden Gorichem, Schiedam en Schoonhoven rech gearresteert. Of in het vervolg nader te arresteren en sal tot dat Eijnde Copie aan denselve Copie worden te hand gestelt van het Provesioneel Reglement op den 16; Julij 1772 door de Heeren Gedeputeerden der 3 voor Steeden gemaakt.

4

Waneer de Heeren Gedeputeerden na de Vergadering gaan, sal hij, soo wanneer het volgens het bovengemelde Provicioneel Reglement sijn tourbeurt niet sal zijn, om in het logement te blijven, deselve moeten volgen, en sig ter bequamer tijd op het binnen Hof weederom sieteeren om bij het Schijden van de Vergadering met hun Edr weederom als voren na het Logement te retourneeren.

5

Hij Sal verpligt Sijn om telkens eene Accurate Lijst te formeeren van alle Stads besognes, welke de Heeren Gedeputeerden worden versogt bij te wonen en deselve aan den Oudste heer Gedeputeerden overhandigen.

6

Hij Sal sig uit het logement niet mogen begeven Sonder Kennis van een der Heeren gedeputeerden.

7

Hij Sal sich des Morgens op een bequaam Vroegtijdig Uur bij alle Heeren Gedeputeerden moeten vervoegen, en inquireeren of deselve eenige Orders of beveelen aan hem sullen gelieven te geven.

8

Voorts sal hij verpligt zijn aan Heeren Gedeputeerden all behoorlijke en Domestieqen diensten, op derselve Requesitie te presteeren en in het generaal gehouden zijn alle derselver beveelen te gehoorsamen.

Reserveerende Heeren Burgemeesteren en regeerders dezer Stad Aan sich de faculteijd, om de bovengemelde Instructie in tijd en wijle der goedvindende te Amplieeren of te Altereeren. Sooals hun Edl. Gr.Acht. sullen oordelen te behooren

Aldus Gearresteerd te Raadkamer van Heeren Burgemeesteren der stad Schiedam den 4 October 1784

 

November 1785


De
reizende bode Jan Loopuyt wordt opgedragen de reizen van het stadsjacht bij te houden

 

 

Augustus 1791

Jan Loopuit tot Makelaar in Effecten aangestelt

In Plaatse van Wolphert de Merre, zijnde overleeden is door hun Ed: Gr: Achtb: tot makelaar in obligatien en andere effecten aangestled den persoon van Jan Loopuit, en dat op zodanig eenvout en instructie, als bereids daar op is gearresteerd off verder gearresteerd zouden moogen worden: en heeft dezelve Jan Loopuit op de gemelde instructie den behoorlijken eed als oock den eed van zuivering en die op de constitatie geëmaneerd in handen van Hun Ed: Gr: Achtb:affgelegd

 

 

 

 

De zilveren Bodebus van Oud-Mathenesse 1784


Achter glas, geschilderd op perkament, het wapen van Mathenesse, opgehouden door een aanziende en een omziende Leeuw. Hier onder de gegraveerde naam Oud-Mathenesse.

Op het scharnierende luikje, met sluitpen en borgketting, aan de achterzijde zijn Romeinse cijfers gegraveerd, die het jaartal 1784 vormen .

Stadskeur Rotterdam, meesterteken BEM voor Adriaan Jansz. Bemme en jaarletter R voor 1784

 

Bronnen:

Gemeentearchief Schiedam
Historische Vereniging Schiedam
Historisch Archief Delft
Stedelijk Museum Schiedam
Historisch Museum Rotterdam
Gemeentearchief Rotterdam
Provinciaal Historisch Museum Zuid Holland
De bodebus in de Lage Landen - M. Agterberg
‘De Nederlandsche stad- en dorp-beschijver’- L. van Ollefen
De Schiedamse familie Loopuyt - Ph C.J. Swinkels
‘Oude ware beschrijvinge van Schielandt’ 
goudsmedendelft.weblog
Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver - N.I.Schadee

Dutch goldsmiths’and silversmiths’marks and names prior to 1812 - K. Citroen

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Noitdorpsche Historiën, 4e jaargang nr. 2, juni 2005

Hans Bosch & René Haak©
Oktober 2011